Tips van Anna over Place de la Bastille
In Anna's tijd stond de Bastille, een vervallen Middeleeuws kasteel, op de nominatie om gesloten te worden. Iedereen weet waarschijnlijk wel dat het in 1789 als gevangenis gebruikt werd, maar dat was niet de enige bestemming van het oude gebouw. Er werd ook munitie bewaard: de échte reden dat de opstandelingen er naar binnen wilden. Maar je kon er ook nog iets anders vinden. In die tijd van censuur werden verboden boeken hier soms 'opgesloten'. In die tijd waren boeken kostbaar en men vond het zonde om ze op de brandstapel te gooien.
En dat is nog maar één van de vele verrasingen die de Bastille met zich meedraagt...
Tijdens de bestorming op 14 juli 1789 van de Bastille waren slechts zeven bajesklanten aanwezig. De gevangenis stond namelijk al een tijdje op de nominatie om gesloten te worden vanwege de hoge onderhoudskosten. Ondertussen werd het gebouw tijdelijk gebruikt als munitiedepot maar ook als opslagplaats voor archieven en verboden boeken, zoals de Encyclopédie van Diderot. De bevrijde gevangenen waren voornamelijk psychiatrische patiënten die er op verzoek van hun rijke families waren opgesloten. Ze werden dan ook weer snel opgeborgen in andere gevangenissen.
De Bastille werd niet door de bestormers zelf gesloopt. Daarvoor werd een bedrijf ingehuurd, dat er zoveel mogelijk geld aan probeerde te verdienen. Van de kettingen van de ophaalbrug werden medaillons gemaakt. Uit de stenen werden maquettes gehakt, mini-Bastilles, die naar alle departementen werden gestuurd zodat men ook op het platteland iets meekreeg van de revolutie. De resterende stenen zijn verwerkt in een brug over de Seine: de Pont de la Concorde, tegenover het Franse parlement. Op die manier wordt elke parlementariër er dagelijks aan herinnerd aan wie hij of zij de democratie te danken heeft.
Maquette, gemaakt van een steen uit de Bastille
Pont de la Concorde, tegenover Parlement, gemaakt van de stenen van de Bastille
In 1792 werd er, tot grote ontevredenheid van de buurt, op het verlaten bouwterrein een guillotine geplaatst. In drie dagen tijd werden er 75 slachtoffers gemaakt. Bij nader inzien vonden de revolutionaire leiders zelf ook dat de symbolische Bastille door iets van grootsere allure moest worden vervangen. Bovendien wilden ze een groot feest vieren, ter vervanging van de religieuze feesten die ze inmiddels verboden hadden. Niemand minder dan de schilder David kreeg de opdracht om in 1793 het grootse Republikeinse feest ooit te organiseren. Op verschillende plekken in Parijs bouwde hij installaties en beelden, maar zijn mooiste werkstuk kwam op de plek van Bastille: een Egyptische fontein met de godin Isis, waarbij het water uit haar borsten stroomde.
Omdat David eerder schilder en decorbouwer dan architect was, is deze fontein maar enkele maanden in werking geweest. De funderingen van de fontein zijn wel gebruikt voor een ander statusproject. Toen Napoleon aan de macht kwam, besloot hij de fontein namelijk in ere te herstellen. Maar dat met die borsten van Isis vond hij niks. Nee, het water moest door de slurf van een hele grote olifant stromen. Een olifant, zo groot dat er in de poten een trap paste, in de buik een klein museum, en op de rug een toren als uitkijkpost. Het brons waarmee de olifant gegoten zou worden, had Napoleon al klaar liggen: afkomstig van de kanonnen die hij tijdens de oorlog in Spanje had veroverd.
Veel kunstexperts vonden de olifant maar niks: veel te banaal om de hoogste waarden van de republiek te verbeelden. Toch werd er alvast een gipsen maquette op ware grootte geplaatst, die niet alleen veel aandacht van het publiek trok, maar ook van schilders. Fijn voor ons, want daarom zijn er nu nog veel afbeeldingen bekend. Zelfs in boeken komt de olifant terug. In Les Miserables laat schrijver Victor Hugo één van de personages in de poot van de olifant wonen. In werkelijkheid woonden er vooral ratten in de holtes van de gipsen olifant. De bouw van de olifantenfontein werd na de val van Napoleon stopgezet, al heeft het nog 30 jaar geduurd voordat de gipsen restanten afgevoerd werden.
De Colonne de Juillet, de vijftig meter hoge zuil die je tegenwoordig op het midden van het plein ziet, is in 1840 ingewijd. Hij staat er niet om de bestorming van de Bastille te eren. Hier worden twee andere revoluties herdacht: die van juli 1830 en (later toegevoegd) van februari 1848. De 504 slachtoffers die hierbij vielen, liggen begraven in de grafkelders. Volgens geruchten liggen er ook drie mummies die door Napoleon meegenomen van zijn Egyptische expeditie.
De inwijding van de Colonne de Juillet met de begrafinis van 50 martelaren, kende een spectaculaire ceremonie. Op verzoek van de Minister van Binnenlandse Zaken schreef de beroemde componist Berlioz de Grande Symphonie Funèbre et Triomphale. Het muziekstuk werd door Berlioz zelf gedirigeerd tijdens een officële begrafenisstoet van 50 martelaren die in een grote lijkwagen werden voortgetrokken door 24 paarden en begeleid door een grote militaire colonne. Hoewel Berlioz van te heel goed had geoefend met de 200 man tellende fanfare, viel de uitvoering toch een beetje tegen. De toeschouwers maakten te veel herrie en Berlioz, die tijdens de plechtige stoet achteruitlopend dirigeerde, dreigde een paar keer te struikelen.
Het monument op de Place de la Bastille is sindsdien nog één keer in groot gevaar geweest. In 1871 werd een revolutionaire regering (Commune) met veel bloed werd neergeslagen. Tijdens gevechten is geprobeerd om de sokkel van de zuil op te blazen. Zonder succes, alleen de slachtoffers uit de graftombes raakten daarbij (opnieuw) gewond.