Echt gebeurd!

Alle personages uit het leven van Joost zijn verzonnen. Dat geldt niet voor de personen uit het
dagboek van Anna. Nou ja, Anna zélf heeft niet bestaan, maar alle de andere mensen die in haar verhalen voorkomen,
waren celebrities in de achttiende eeuw. Lees hieronder wat ze allemaal hebben meegemaakt...

Marc-Michel Rey

Om te beginnen is er de vader van Anna. Marc-Michel Rey (1720-1780) was een van oorsprong Zwitserse drukker, uitgever en boekhandelaar (een gebruikelijke combinatie in die tijd), die zich in Amsterdam vestigde.

Zijn huis staat er nog steeds: een gedenkbord met zijn naam hangt naast de
voordeur aan de Amsterdamse Nieuwezijds Voorburgwal 296.

Vanwege de vrijheid van meningsuiting in Holland, én vanwege het feit dat hij vloeiend Frans sprak, werd Rey de uitgever van beroemde boeken van Rousseau, Diderot en andere Franse filosofen.

Etta Palm d'Aelders

Als Anna in Parijs aankomt, gaat ze als dienstmeisje werken voor Etta Palm d’Aelders (1743-1799) aan de Rue Favart. Deze slimme en knappe Nederlandse vrouw woonde sinds 1773 in Parijs, waar ze zich als barones voordeed.

Tijdens de Franse Revolutie streed ze voor vrouwenrechten, waarover ze zelfs eens het Franse parlement heeft mogen toespreken. Ze hield een ‘salon’ waar veel Franse filosofen, zoals Diderot en Grimm, maar ook Marat kwamen.

Etta was de maîtresse van vele hooggeplaatste Nederlandse en Franse hooggeplaatste zakenmensen en politici, die haar dure cadeaus gaven. Ze ontfutselde al deze heren vertrouwelijke informatie, die ze aan anderen doorverkocht.

Uiteindelijk werd ze betrapt als dubbelspionne, en daarvoor moest ze in 1795 in Nederland naar de gevangenis.

Denis Diderot

Denis Diderot (1713-1784) heeft samen met een groot aantal experts van 1750 tot 1772 aan de Encyclopédie des Arts et des Métiers gewerkt, bestaande uit zeventien boeken met tekst en elf delen met afbeeldingen.

Tijdens dit werk werd hij tegengewerkt (gecensureerd) door koning Lodewijk XV en de paus. Onder zijn goede vrienden bevond zich de filosoof Grimm, die ervoor zorgde dat Diderot zijn eigen bibliotheek kon verkopen aan de Russische tsarina Catherina de Grote in Sint-Petersburg. Hij diende haar dan wel een bezoek te brengen, en dat deed hij in 1773. Onderweg ging hij in Amsterdam langs.

Het is waarschijnlijk dat hij toen Marc-Michel Rey heeft bezocht met het verzoek om zijn werk uit te geven. Na zijn bezoek aan Rusland keerde hij in 1774 voor een tijdje terug in Amsterdam, waar hij korte tijd verbleef.

Over zijn verblijf in Nederland heeft hij een boek geschreven: Voyage en Hollande (Over Holland – Een journalistieke reis).

Friedrich Melchior Grimm

Baron Friedrich Melchior Grimm (1723 - 1807) is in het dagboek de vriendelijke oude man die Anna over Diderot vertelt, en haar in contact brengt met de censor Malesherbes.

Grimm, een Duitse diplomaat die in 1748 in Parijs ging wonen, bezocht de salon van ‘barones’ Etta Palm d’Aelders regelmatig. Hij raakte bevriend met Diderot en schreef voor de Encyclopédie verschillende artikelen over muziek voor de Encyclopédie.

In 1773 bezocht hij Catharina de Grote in Sint Petersburg en regelde toen dat Diderot al zijn persoonlijke notities aan haar mocht verkopen in ruil voor een levenslang pensioen.

In 1791 ontvluchtte hij Frankrijk, waar de nasleep van de Franse Revolutie de sfeer bepaalde, door naar Duitsland te verhuizen.

Chrétien-Guillaume de Lamoignon de Malesherbes

Ook Chrétien-Guillaume de Lamoignon de Malesherbes (1721 - 1794) helpt in het dagboek van Anna om de drukproef van Diderot alsnog uit te geven.

Van 1750 tot 1763 was hij de directeur van de Koninklijke Bibliotheek van Frankrijk en daarmee verantwoordelijk voor de censuur: hij controleerde in boeken die gingen verschijnen of er beledigende dingen zaken over de koning of de kerk in geschreven waren.

Malesherbes werd met name door de kerk (Jezuïeten) onder druk gezet om de Encyclopédie te verbieden, maar dat weigerde hij. Toen er een huiszoeking bij Diderot thuis zou plaatsvinden, waarschuwde Malesherbes hem in het geheim. De ‘staatsgevaarlijke’ teksten verstopte hij in zijn eigen huis, waar immers niemand zou zoeken.

Hij deed er alles aan om de teksten van Franse filosofen in Frankrijk gepubliceerd te krijgen, en hij vond het maar niks dat sommige van hun boeken in Nederland (bijvoorbeeld door Marc-Michel Rey) werden uitgegeven. Hij was goed bevriend met Madame de Pompadour, en verdedigde Lodewijk XVI voordat deze onthoofd werd. Malesherbes stierf zelf ook onder de guillotine.

Jeanne-Antoinette Poisson

Madame / Markiezin de Pompadour, geboren als Jeanne-Antoinette Poisson (1721 - 1764) was de beroemdste maîtresse van koning Lodewijk XV. Ze werd ‘la favorite’ genoemd en heeft veel invloed
op zijn besluiten gehad.

Haar smaak voor kunst was een stimulans voor de Franse kunst- en nijverheid. Zij bewonderde en stimuleerde de Franse auteurs en filosofen.

Ze heeft op de koning ingepraat om de censuur op de Encyclopédie van Diderot op te heffen, tegen de wil van de kerk. In het Louvre hangt een schilderij van haar met de Encyclopédie op de achtergrond. Haar familiewapen staat op de map waarin Anna de drukproef van Diderot bewaarde.

André Le Breton

André Le Breton (1708-1779), in het boek (en ook in werkelijkheid) de uitgever die zelfcensuur pleegt, begon in 1751 met het publiceren de uitgave van de Encyclopédie. Na de verschijning van de eerste zeven delen werd de Encyclopédie verboden. D’Alembert en andere medewerkers besloten om te stoppen.

Diderot ging daarna alleen en in het geheim verder. Uitgever Breton omzeilde het publicatieverbod eerst door de kaft aan te passen en een andere titel aan het boek te geven. Toen dit ontdekt werd, vreesde hij voor zijn onderneming, want hij had al zulke grote investeringen in de uitgave gedaan.

Hij haalde uit de drukproef de passages weg waar de koning of de kerk boos om konden worden, zonder dit aan Diderot te melden. Toen die dit uiteindelijk toch ontdekte, kregen ze een ruzie die nooit meer is bijgelegd. De uitgeverij van Breton raakte alsnog aan lager wal: geen enkele filosoof wilde nog boeken bij hem laten uitgeven.

Maar de drukproef is bewaard gebleven en in 1933 via Rusland in de Verenigde Staten opgedoken. Tegenwoordig kan iedereen hem de drukproef via internet inzien dankzij een samenwerkingsproject tussen de Franse overheid en de Universiteit van Chicago: dat ARTFL Encyclopédie wordt genoemd.

De drukproef wordt ‘The 18th volume’ genoemd, als aanvulling op de 17 zeventien delen met tekst. Wil je zelf eens bladeren? Kijk dan eens op deze bladzijde uit het gecensureerde manuscript

Jacques-Louis David

Jacques-Louis David (1748 - 1825) was de officiële kunstschilder van Frankrijk ten tijde van de Franse Revolutie en het bewind van Napoleon, voor wie hij ook de decorstukken schilderde die tijdens diens kroning tot keizer in de Notre Dame werden gebruikt.

Hij haalde zijn inspiratie uit de klassieke oudheid, maar schilderde die op een (voor die tijd) moderne manier. Deze stijl werd bekend als het neo-classicisme.

In het boek neemt hij Anna aan als leerling in zijn atelier in het Louvre. In werkelijkheid heeft hij zelfs meer dan 400 leerlingen gehad.

Zijn schilderij van de kroning van Napoleon hangt in het Louvre.

David heeft zichzelf met zijn vrouw, dochters en enkele leerlingen op de tribune geschilderd. Ook Lodewijk Napoleon en Hortense, de latere koning en koningin van Holland, staan op dit schilderij.

In het boek ontmoet David Anna bij de vermoorde Marat, die vermoord in zijn badkuip ligt. Het schilderij dat David van dit tafereel schilderde, hangt in het Koninklijk Museum voor Schone Kunsten in Brussel. Zijn leerlingen maakten kopieën van dit
schilderij, één ervan hangt in het Louvre, een andere in Versailles.

Jean-Paul Marat

Jean-Paul Marat (1743 – 1793) was de schreeuwerige journalist die door Anna eerst levend, en bij een tweede bezoek vermoord in bad werd aangetroffen.

Van oorsprong was Marat een Zwitserse arts. In Parijs was hij eerst journalist, later werd hij ook politicus. Hij had hele extreme meningen, die hij vurig verdedigde. Als parlementslid dreigde hij een kogel door zijn hoofd te schieten toen hij zijn zin niet kreeg.

Toen drukkers zijn opruiende werk niet meer wilden uitgeven, kocht hij drukpersen die hij in zijn eigen huis opstelde. Hij had zoveel meningen over van alles en nog wat, wat ertoe leidde dat zijn pamfletten soms twee keer op een dag van zijn hand verschenen.

Marat werd steeds fanatieker en stelde de lijsten op van mensen die niet enthousiast genoeg waren over de revolutie en volgens hem gedood moesten worden. Veel mensen op deze lijst zijn ook daadwerkelijk vermoord.

Marat leed al enkele jaren aan een huidziekte, en bracht veel tijd door in bad met in azijn gedrenkte doeken over rond zijn hoofd, bedoeld om de jeuk tegen te gaan.

Op 13 juli vermoordde Charlotte Corday hem in bad. David schilderde deze scène en organiseerde op 15 juli ook zijn begrafenis, geïnspireerd op de begrafenis van Julius Caesar.

Charlotte Corday

Charlotte Corday (1768 - 1793) vermoordde Jean-Paul Marat op 13 juli 1793 in zijn badkuip.

In het dagboek  is dat juist op het moment dat Anna een tweede afspraak met Marat had. Charlotte was een aanhanger van de gematigde revolutionairen en maakte zich grote zorgen om de fanatieke Marat die verantwoordelijk was voor de bloedige moordpartijen van tegenstanders van de revolutie in 1792.

Zij besloot hem te doden om nog meer bloedvergieten te voorkomen. Tijdens de rechtszaak die volgde op de moord vertelde zij: ik heb één man omgebracht om er honderdduizend te redden.

Vier dagen na Marats dood belandde ze onder de guillotine.

Aanvankelijk werd Marat vereerd als een martelaar, maar enkele jaren later vond men Corday juist een heldin, omdat ze haar leven had opgeofferd om het land van een monster te bevrijden.

Jules-Gabriel Clousier

Jules-Gabriel Clousier is in het boek de geliefde van Anna.

Hij kwam uit een familiegeslacht van drukkers, en was de zoon van Jacques-Gabriel Clousier (1767 - 1804), een belangrijke drukker en uitgever die ook toestemming had om opdrachten voor de koning uit te voeren.

Deze toestemming verdween tijdelijk in 1775, toen er een drukwerk werd uitgebracht waarvoor geen toestemming aan de censor was gevraagd.

Later kreeg het familiebedrijf nog meer boetes om dezelfde reden. Het ging vaak om werken van filosofen.

Anna

Anna vertrekt in 1806 naar Holland.

Als voorlezeres is ze lid van de hofhouding van het nieuwe koningshuis van Holland. Lodewijk Napoleon (1778 – 1846) was de broer van (keizer) Napoleon Bonaparte.

Hortense de Beauharnais (1783 - 1837) was de dochter van Joséphine de Beauharnais, die met Napoléon trouwde. Het was Josephines tweede huwelijk.

In 1802 werd Hortense uitgehuwelijkt aan Lodewijk, vier jaar later werden ze tot koning en koningin van Holland benoemd. De Hollandse bevolking zat daar niet op te wachten, maar de publieke opinie veranderde snel toen bleek hoe serieus Lodewijk zijn taak opvatte. Een van de instituten die hij oprichtte was de Koninklijke Bibliotheek in Den Haag.

Helaas was zijn huwelijk met Hortense niet gelukkig: Hortense kon niet wennen in Nederland en Lodewijk was erg jaloers.

In een laatste poging om het huwelijk te redden, verhuisde het echtpaar naar Amsterdam, waar Lodewijk het stadhuis tot paleis lieten verbouwen. Zonder succes. Lodewijk sloot Hortense op in het paleis, maar zij wist met een smoes toch naar Parijs te ontkomen.